Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [47]Gilead bleef aan gene zijde der Jordaan; en Dan, waarom onthield hij zich in [48]schepen! Aser zat aan de zeehaven, en bleef in zijn [49]gescheurde plaatsen. 47. Dat is, de Gileadieten, waardoor verstaan wordt de halve stam van Manasse, wonende aan gene zijde der Jordaan. Gilead was een zoon van Machir. Zie Joz.17:1,3. Anders kan men ook door Gilead tezamen verstaan Ruben, Gad en den voornoemden halven stam van Manasse, als wonende in Gilead. Zie Num.32:5,29,33. 48. De erfenissen van Dan en Aser waren merendeels gelegen aan de zee. Zie van Dan Joz.19:40,46, en van Aser ook aldaar Joz.19:24,26. Deze stammen waren in dezen krijg ook tehuis gebleven, om het gevaar te ontgaan, of zich met hun have in schepe, of op hoge rotsen te redden. 49. Dat is, in steden en vlekken, die vervallen en niet wel bemuurd waren, of in kreken, die door den vloed der zee in het land scheuren. Anders, op zijn kloven of hoge rotsen.